FAME voor binnenvaart: CO2 besparen zonder aanpassing aan motor
Auteur: Jeroen Berger • Publicatiedatum:
De binnenvaart staat voor een versnelde verduurzamingsopgave. Op basis van de Europese Klimaatwet (Verordening (EU) 2021/1119) en de herziene Renewable Energy Directive (RED III) moeten EU-lidstaten ervoor zorgen dat in 2030 minimaal 14,5 procent van het totale energieverbruik in transport afkomstig is uit hernieuwbare bronnen. Deze doelstelling is juridisch bindend, maar laat ruimte voor nationale keuzes over de verdeling tussen sectoren. Hoewel RED III geen specifiek aandeel voorschrijft voor de binnenvaart, kan de sector via nationaal beleid of subsidieregelingen wel een rol spelen in het behalen van deze doelstelling. In dat geval moet de binnenvaart haar CO2-uitstoot aanzienlijk verlagen over de hele brandstofketen (well-to-wheel), afhankelijk van de gekozen techniek en brandstof.
Voor bestaande binnenvaartschepen is dat geen eenvoudige opgave. De overstap naar waterstof, elektrisch varen of synthetische e-fuels klinkt veelbelovend, maar vraagt in de praktijk om flinke technische aanpassingen. Denk aan het vervangen van motoren, aanpassingen aan de brandstofopslag of extra veiligheidsvoorzieningen. Zulke ingrepen brengen hoge kosten met zich mee en leiden vaak tot langdurige uitval. Voor het grootste deel van de huidige vloot is een volledige ombouw voor 2030 dan ook niet haalbaar.
Tegen die achtergrond biedt FAME (Fatty Acid Methyl Ester) een direct inzetbare tussenoplossing voor de bestaande binnenvaartvloot in Europa. Deze biodieselvariant is geschikt voor gebruik in conventionele dieselmotoren en kan, in de vorm van mengsels tot B20, eenvoudig worden gebunkerd via de bestaande infrastructuur. Mits goedgekeurd door de motorfabrikant, zijn technische aanpassingen meestal niet nodig. Daarmee kunnen reders en scheepseigenaren relatief eenvoudig hun CO2-uitstoot verlagen, zonder concessies te doen aan de inzetbaarheid van hun schip. Binnen het huidige transitiekader geldt FAME dan ook als een praktische stap richting verduurzaming, in afwachting van structurele vlootvernieuwing na 2035.
In dit artikel verkennen we de mogelijke rol van FAME in de verduurzaming van de binnenvaart. We bespreken de herkomst en eigenschappen van deze biobrandstof, de milieuprestaties, inzetbaarheid en aandachtspunten in de praktijk. Daarnaast gaan we in op het beleidskader voor grootschalige toepassing richting 2030 en 2050, en vergelijken we FAME met alternatieven zoals HVO, bio-LNG en GTL.
Wat FAME is en hoe het wordt geproduceerd
FAME, wat staat voor Fatty Acid Methyl Ester, is een vorm van biodiesel die wordt gemaakt uit plantaardige oliën of dierlijke vetten. Tijdens het productieproces ondergaan deze vetten een chemische bewerking die bekend staat als transesterificatie. Hierbij reageren de vetmoleculen met methanol, waardoor ze worden omgezet in methylesters: een vloeistof die sterk lijkt op diesel, maar met een andere moleculaire samenstelling.
Een belangrijk verschil is dat FAME zuurstofatomen bevat in de brandstofmoleculen. Dit zorgt ervoor dat de brandstof biologisch afbreekbaar is en tijdens verbranding minder roet, onverbrande koolwaterstoffen (HC), koolmonoxide (CO) en fijnstof (PM) uitstoot. Tegelijk maakt de aanwezigheid van zuurstof FAME gevoeliger voor veroudering, wateropname en bacteriegroei. Bij opslag en gebruik is daarom extra aandacht nodig, vooral bij lage temperaturen of wanneer het schip langere tijd stilligt.
De milieuprestaties van FAME hangen sterk af van de gebruikte grondstoffen. Volgens de herziene Renewable Energy Directive (RED III) gaat de voorkeur uit naar reststromen zoals gebruikte frituurolie (UCO) of niet-consumeerbare dierlijke vetten uit categorie 1 of 2. Deze bronnen verdringen geen voedselproductie en hebben een relatief lage CO2-uitstoot over de hele keten. Als FAME op deze manier wordt geproduceerd, kan de totale CO2-uitstoot in gunstige gevallen tussen de 80 en 90 procent lager liggen dan bij fossiele diesel. Voorwaarde is wel dat de duurzaamheid aantoonbaar is via erkende certificeringen zoals ISCC (International Sustainability and Carbon Certification) of RSB (Roundtable on Sustainable Biomaterials), in overeenstemming met RED III en ISO 14040.
Technische verschillen tussen FAME en HVO
HVO, oftewel Hydrotreated Vegetable Oil, is net als FAME een vloeibare biobrandstof, maar wordt op een geheel andere manier geproduceerd. Waar FAME ontstaat door vetzuren met methanol te veresteren, wordt HVO gemaakt door oliën of vetten met waterstof te behandelen. Tijdens dit proces, hydrogenering genoemd, worden alle zuurstofatomen uit de moleculen verwijderd. Het resultaat is een paraffinische brandstof die chemisch vrijwel gelijk is aan fossiele diesel.
Door deze moleculaire opbouw is HVO volledig geschikt voor gebruik in standaard dieselmotoren. De brandstof voldoet aan de Europese norm EN 15940 voor paraffinische diesel en kan worden toegepast zonder technische aanpassingen. Omdat HVO geen zuurstof bevat, is de brandstof veel minder gevoelig voor veroudering, wateropname of bacteriegroei. Waar FAME bij langdurige opslag onder vochtige omstandigheden soms slibvorming of verstoppingen veroorzaakt, blijft HVO meestal probleemloos inzetbaar. Deze chemische stabiliteit verhoogt de betrouwbaarheid en vermindert de onderhoudsbehoefte.
Ook in prestaties zijn er duidelijke verschillen. HVO heeft bijna dezelfde energiedichtheid als fossiele diesel en een hoog cetaangetal van rond de 80. Dit zorgt voor snelle ontsteking en een efficiënte verbranding. FAME bevat ongeveer dertien procent minder energie per liter, wat in de praktijk kan leiden tot iets hoger brandstofverbruik.
Uit emissiemetingen blijkt bovendien dat pure FAME (B100) in sommige motoren tot tien procent meer stikstofoxiden (NOx) kan uitstoten dan fossiele diesel. Dit hangt af van het motortype, de afstelling en de gebruiksomstandigheden. HVO scoort in dat opzicht gunstiger: de NOx-uitstoot blijft meestal gelijk of daalt licht, vooral in combinatie met moderne systemen voor uitlaatgasnabehandeling zoals SCR-katalysatoren.
Bio-LNG, GTL en fossiel LNG als alternatieven voor FAME
Een veelgenoemd alternatief voor vloeibare biobrandstoffen in de binnenvaart is bio-LNG. Deze brandstof bestaat uit vloeibaar gemaakt biomethaan, doorgaans geproduceerd via vergisting van organisch afval zoals mest, rioolslib of groente-, fruit- en tuinafval. Bij een goed georganiseerde keten kan bio-LNG in theorie bijna klimaatneutraal zijn over de hele brandstofketen, van productie tot gebruik. In de praktijk vraagt toepassing wel om specifieke motortypes, zoals LNG-ottomotoren of dual-fuelinstallaties, en om de installatie van cryogene opslagtanks. Voor bestaande binnenvaartschepen betekent dit vaak een ingrijpende en kostbare aanpassing, waardoor brede toepassing op korte termijn lastig is.
Fossiel LNG, oftewel vloeibaar aardgas, heeft op papier een lagere CO2-uitstoot per energie-eenheid dan conventionele diesel. De werkelijke klimaatwinst is echter beperkt zodra methaanslip wordt meegerekend. Dat zijn emissies van onverbrand methaan die kunnen ontstaan bij het bunkeren, via de uitlaat of bij het ontluchten van tanks. Hierdoor blijft de totale reductie van broeikasgassen meestal beperkt tot vijf tot tien procent. Wel biedt fossiel LNG voordelen voor de lokale luchtkwaliteit: de brandstof bevat vrijwel geen zwavel of fijnstof. Afhankelijk van het motortype en de belasting kan de NOx-uitstoot tot tachtig procent lager liggen dan bij traditionele dieselmotoren.
Een derde alternatief is GTL, oftewel Gas-to-Liquid. Deze synthetische dieselbrandstof wordt uit aardgas geproduceerd via het Fischer-Tropschproces. Daarbij worden gasvormige koolwaterstoffen omgezet in vloeibare brandstofcomponenten. GTL is paraffinisch van aard, volledig zwavelvrij en geschikt voor gebruik in standaard dieselmotoren zonder technische aanpassingen. De verbranding verloopt schoon, met minder roetvorming en soms iets lagere NOx-emissies. Omdat GTL uit fossiele bronnen wordt gewonnen, draagt het echter niet bij aan structurele CO2-reductie. Het valt daarmee buiten de RED III-definitie van duurzame brandstoffen en is slechts beperkt toepasbaar binnen klimaatbeleid of verplichte bijmenging.
Milieu-impact en praktische overwegingen bij FAME-gebruik
FAME kan de uitstoot van broeikasgassen aanzienlijk verminderen, zeker wanneer de brandstof is geproduceerd uit hoogwaardige reststromen zoals used cooking oil (UCO) of niet-consumeerbaar dierlijk vet uit categorie 1 of 2. Bij een efficiënt productieproces en aantoonbare duurzaamheid via erkende certificeringen, voldoet de brandstof aan de strenge eisen uit RED III en ISO 14040. Daarmee sluit FAME aan bij de methodes voor levenscyclusanalyse en biedt het een serieuze CO2-reductie ten opzichte van fossiele diesel.
Het gebruik van FAME aan boord vereist echter gerichte aandacht voor operationele details en brandstofbeheer. Door de reinigende eigenschappen van de brandstof kunnen bij eerste gebruik oude afzettingen in tanks en leidingen loskomen. Deze resten kunnen filters verstoppen en storingen veroorzaken in het brandstofsysteem. Veel reders in de binnenvaart kiezen daarom voor een preventieve tankreiniging of nemen bij de start extra filters aan boord. Dit is vooral belangrijk bij mengsels boven B20.
Daarnaast is FAME gevoeliger voor microbiële besmetting. De brandstof trekt makkelijker water aan dan fossiele diesel. In een vochtige omgeving kunnen bacteriën en schimmels zich snel ontwikkelen, met als gevolg dieselpest. Daarbij ontstaat een slijmlaag op de overgang tussen water en brandstof, die kan leiden tot verstoppingen en schade aan het injectiesysteem. Preventieve maatregelen zijn belangrijk. Regelmatig aftappen van water uit de tankbodem, het gebruik van goede waterafscheiders en het toevoegen van biociden waar nodig kunnen deze problemen beperken.
Ook de koudebestendigheid verdient aandacht. FAME die is gemaakt van verzadigde vetten heeft vaak een relatief hoog Cold Filter Plugging Point (CFPP). Bij lage temperaturen kunnen daardoor kristallen ontstaan die de doorstroming belemmeren. Om storingen in de winter te voorkomen, is het verstandig om alleen blends te gebruiken met een gecertificeerd lage CFPP-waarde. Waar mogelijk helpt het ook om verwarmde dagtanks of verwarmingslinten op leidingen toe te passen.
Infrastructuur, marktacceptatie en beleidskaders voor FAME
Een belangrijk voordeel van FAME is dat de brandstof direct toepasbaar is binnen de bestaande bunkerinfrastructuur van de binnenvaart. Opslagtanks, leidingen en pompen aan wal hoeven niet te worden aangepast. Blends tot B30 kunnen zonder technische wijzigingen worden verwerkt via het gangbare dieseldistributienetwerk. Daarmee onderscheidt FAME zich duidelijk van alternatieve brandstoffen zoals LNG of methanol, die gespecialiseerde of cryogene bunkervoorzieningen vereisen.
Brandstofleveranciers zoals FincoEnergies en Oliehandel Terlouw leveren standaardmengsels zoals B15 en B30 via conventionele bunkerstations. Deze blends worden kort voor levering samengesteld en opgeslagen onder gecontroleerde omstandigheden om stabiliteit en brandstofkwaliteit te waarborgen. Daarbij wordt voldaan aan de eisen van norm EN 14214.
De praktische ervaring met FAME binnen de binnenvaart neemt snel toe. In 2024 voerden onder andere VT Group en Dekker Groep langdurige demonstratievaarten uit met B30 onder normale bedrijfsomstandigheden. De resultaten bevestigden dat hoogwaardige FAME-blends, mits zorgvuldig toegepast, geen structurele technische problemen veroorzaken. Wel blijft het belangrijk dat reders en scheepseigenaren basismaatregelen in acht nemen, zoals het bewaken van de tankhygiëne en het tijdig vervangen van brandstoffilters. Structurele aanpassingen aan boord zijn doorgaans niet nodig.
Ook beleidsmatig sluit het gebruik van FAME goed aan bij de Europese klimaatdoelen. De brandstof voldoet aan de duurzaamheidscriteria van de herziene Renewable Energy Directive (RED III) en kan worden meegeteld binnen nationale bijmengverplichtingen voor hernieuwbare energie in transport. Gecertificeerde FAME, bijvoorbeeld met een ISCC- of RSB-keurmerk, komt in aanmerking voor CO2-rapportages van verladers en opdrachtgevers. Daarnaast is FAME inzetbaar binnen bestaande beoordelingskaders zoals de Green Award en de CO2-Prestatieladder.
Om de inzet van FAME verder te stimuleren, kunnen aanvullende beleidsmaatregelen en fiscale prikkels effectief zijn. Denk aan accijnsverlaging, CO2-compensatieregelingen of beloningssystemen op basis van aantoonbare emissiereductie. Zulke instrumenten verlagen de drempel voor marktacceptatie zonder dat reders worden geconfronteerd met hoge investeringskosten.
FAME als transitiebrandstof richting 2030 en 2050
FAME biedt op korte termijn een praktisch toepasbare route om de CO2-uitstoot in de binnenvaart te verlagen. Doordat de brandstof inzetbaar is in bestaande dieselmotoren en zonder technische aanpassingen kan worden gebunkerd via de huidige infrastructuur, vormt FAME een laagdrempelige oplossing voor reders die willen voldoen aan de bindende reductieverplichtingen uit de herziene Renewable Energy Directive en Verordening (EU) 2023/2417. Zo kunnen aanzienlijke emissiereducties worden gerealiseerd zonder directe investeringen in nieuwe schepen of motorconfiguraties.
Op de middellange en lange termijn kent het gebruik van FAME echter duidelijke beperkingen. De beschikbaarheid van geschikte grondstoffen, zoals gebruikte plantaardige oliën en niet-consumeerbare dierlijke vetten, is beperkt. Naarmate ook andere sectoren zoals wegvervoer en luchtvaart vaker gebruikmaken van deze reststromen, zal de druk op de grondstoffenmarkt verder toenemen. Bovendien blijft FAME een verbrandingsbrandstof. Ondanks het biogene karakter leidt verbranding altijd tot CO2-emissies, ook wanneer deze in een levenscyclusanalyse als circulair worden beschouwd. In het licht van de Europese ambitie om uiteindelijk volledig emissievrij te varen, geldt FAME daarom niet als structurele eindoplossing. De verwachting is dat het gebruik na 2035 geleidelijk zal afnemen, in het voordeel van emissievrije alternatieven zoals e-methanol, waterstof of ammoniak.
Toch blijft FAME in de komende jaren een belangrijke schakel in de energietransitie van de binnenvaart. De brandstof maakt het mogelijk om al voor 2030 substantiële CO2-reducties te realiseren. Daarmee ontstaat beleidsruimte voor een geleidelijke invoering van structurele oplossingen. Zolang de brandstofkwaliteit wordt gewaarborgd en de toepassing zorgvuldig wordt beheerd, blijft FAME een strategisch waardevol instrument. Het helpt reders hun ecologische voetafdruk te verkleinen, biedt beleidsmakers ruimte om Europese klimaatdoelen te realiseren en stelt brandstofleveranciers in staat ervaring op te doen met duurzame distributie binnen bestaande logistieke ketens.