Bedrijfslogo van Berger Maritiem met een groen blad dat duurzame maritieme innovatie en oplossingen symboliseert.
Logo van Berger Maritiem met een groen blad dat symbool staat voor duurzame innovatie en oplossingen in de maritieme sector.
Binnenvaartschip vaart in ballast op FAME-brandstof over brede Nederlandse rivier bij heldere hemel

FAME voor binnenvaart: CO2 besparen zonder aanpassing aan motor

Auteur: Jeroen Berger • Publicatiedatum:

De binnenvaart staat voor een versnelde verduurzamingsopgave. Op basis van de Europese Klimaatwet (Verordening (EU) 2021/1119) en de herziene Renewable Energy Directive (RED III) moeten EU-lidstaten ervoor zorgen dat in 2030 minimaal 14,5 procent van het totale energieverbruik in transport afkomstig is uit hernieuwbare bronnen. Deze doelstelling is juridisch bindend, maar laat ruimte voor nationale keuzes over de verdeling tussen sectoren. Hoewel RED III geen specifiek aandeel voorschrijft voor de binnenvaart, kan de sector via nationaal beleid of subsidieregelingen wel een rol spelen in het behalen van deze doelstelling. In dat geval moet de binnenvaart haar CO2-uitstoot aanzienlijk verlagen over de hele brandstofketen (well-to-wheel), afhankelijk van de gekozen techniek en brandstof.

Voor bestaande binnenvaartschepen is dat geen eenvoudige opgave. De overstap naar waterstof, elektrisch varen of synthetische e-fuels klinkt veelbelovend, maar vraagt in de praktijk om flinke technische aanpassingen. Denk aan het vervangen van motoren, aanpassingen aan de brandstofopslag of extra veiligheidsvoorzieningen. Zulke ingrepen brengen hoge kosten met zich mee en leiden vaak tot langdurige uitval. Voor het grootste deel van de huidige vloot is een volledige ombouw voor 2030 dan ook niet haalbaar.

Tegen die achtergrond biedt FAME (Fatty Acid Methyl Ester) een direct inzetbare tussenoplossing voor de bestaande binnenvaartvloot in Europa. Deze biodieselvariant is geschikt voor gebruik in conventionele dieselmotoren en kan, in de vorm van mengsels tot B20, eenvoudig worden gebunkerd via de bestaande infrastructuur. Mits goedgekeurd door de motorfabrikant, zijn technische aanpassingen meestal niet nodig. Daarmee kunnen reders en scheepseigenaren relatief eenvoudig hun CO2-uitstoot verlagen, zonder concessies te doen aan de inzetbaarheid van hun schip. Binnen het huidige transitiekader geldt FAME dan ook als een praktische stap richting verduurzaming, in afwachting van structurele vlootvernieuwing na 2035.

In dit artikel verkennen we de mogelijke rol van FAME in de verduurzaming van de binnenvaart. We bespreken de herkomst en eigenschappen van deze biobrandstof, de milieuprestaties, inzetbaarheid en aandachtspunten in de praktijk. Daarnaast gaan we in op het beleidskader voor grootschalige toepassing richting 2030 en 2050, en vergelijken we FAME met alternatieven zoals HVO, bio-LNG en GTL.

Wat FAME is en hoe het wordt geproduceerd

FAME, wat staat voor Fatty Acid Methyl Ester, is een vorm van biodiesel die wordt gemaakt uit plantaardige oliën of dierlijke vetten. Tijdens het productieproces ondergaan deze vetten een chemische bewerking die bekend staat als transesterificatie. Hierbij reageren de vetmoleculen met methanol, waardoor ze worden omgezet in methylesters: een vloeistof die sterk lijkt op diesel, maar met een andere moleculaire samenstelling.

Een belangrijk verschil is dat FAME zuurstofatomen bevat in de brandstofmoleculen. Dit zorgt ervoor dat de brandstof biologisch afbreekbaar is en tijdens verbranding minder roet, onverbrande koolwaterstoffen (HC), koolmonoxide (CO) en fijnstof (PM) uitstoot. Tegelijk maakt de aanwezigheid van zuurstof FAME gevoeliger voor veroudering, wateropname en bacteriegroei. Bij opslag en gebruik is daarom extra aandacht nodig, vooral bij lage temperaturen of wanneer het schip langere tijd stilligt.

De milieuprestaties van FAME hangen sterk af van de gebruikte grondstoffen. Volgens de herziene Renewable Energy Directive (RED III) gaat de voorkeur uit naar reststromen zoals gebruikte frituurolie (UCO) of niet-consumeerbare dierlijke vetten uit categorie 1 of 2. Deze bronnen verdringen geen voedselproductie en hebben een relatief lage CO2-uitstoot over de hele keten. Als FAME op deze manier wordt geproduceerd, kan de totale CO2-uitstoot in gunstige gevallen tussen de 80 en 90 procent lager liggen dan bij fossiele diesel. Voorwaarde is wel dat de duurzaamheid aantoonbaar is via erkende certificeringen zoals ISCC (International Sustainability and Carbon Certification) of RSB (Roundtable on Sustainable Biomaterials), in overeenstemming met RED III en ISO 14040.

Technische verschillen tussen FAME en HVO

HVO, oftewel Hydrotreated Vegetable Oil, is net als FAME een vloeibare biobrandstof, maar wordt op een geheel andere manier geproduceerd. Waar FAME ontstaat door vetzuren met methanol te veresteren, wordt HVO gemaakt door oliën of vetten met waterstof te behandelen. Tijdens dit proces, hydrogenering genoemd, worden alle zuurstofatomen uit de moleculen verwijderd. Het resultaat is een paraffinische brandstof die chemisch vrijwel gelijk is aan fossiele diesel.

Door deze moleculaire opbouw is HVO volledig geschikt voor gebruik in standaard dieselmotoren. De brandstof voldoet aan de Europese norm EN 15940 voor paraffinische diesel en kan worden toegepast zonder technische aanpassingen. Omdat HVO geen zuurstof bevat, is de brandstof veel minder gevoelig voor veroudering, wateropname of bacteriegroei. Waar FAME bij langdurige opslag onder vochtige omstandigheden soms slibvorming of verstoppingen veroorzaakt, blijft HVO meestal probleemloos inzetbaar. Deze chemische stabiliteit verhoogt de betrouwbaarheid en vermindert de onderhoudsbehoefte.

Ook in prestaties zijn er duidelijke verschillen. HVO heeft bijna dezelfde energiedichtheid als fossiele diesel en een hoog cetaangetal van rond de 80. Dit zorgt voor snelle ontsteking en een efficiënte verbranding. FAME bevat ongeveer dertien procent minder energie per liter, wat in de praktijk kan leiden tot iets hoger brandstofverbruik.

Uit emissiemetingen blijkt bovendien dat pure FAME (B100) in sommige motoren tot tien procent meer stikstofoxiden (NOx) kan uitstoten dan fossiele diesel. Dit hangt af van het motortype, de afstelling en de gebruiksomstandigheden. HVO scoort in dat opzicht gunstiger: de NOx-uitstoot blijft meestal gelijk of daalt licht, vooral in combinatie met moderne systemen voor uitlaatgasnabehandeling zoals SCR-katalysatoren.

Bio-LNG, GTL en fossiel LNG als alternatieven voor FAME

Een veelgenoemd alternatief voor vloeibare biobrandstoffen in de binnenvaart is bio-LNG. Deze brandstof bestaat uit vloeibaar gemaakt biomethaan, doorgaans geproduceerd via vergisting van organisch afval zoals mest, rioolslib of groente-, fruit- en tuinafval. Bij een goed georganiseerde keten kan bio-LNG in theorie bijna klimaatneutraal zijn over de hele brandstofketen, van productie tot gebruik. In de praktijk vraagt toepassing wel om specifieke motortypes, zoals LNG-ottomotoren of dual-fuelinstallaties, en om de installatie van cryogene opslagtanks. Voor bestaande binnenvaartschepen betekent dit vaak een ingrijpende en kostbare aanpassing, waardoor brede toepassing op korte termijn lastig is.

Fossiel LNG, oftewel vloeibaar aardgas, heeft op papier een lagere CO2-uitstoot per energie-eenheid dan conventionele diesel. De werkelijke klimaatwinst is echter beperkt zodra methaanslip wordt meegerekend. Dat zijn emissies van onverbrand methaan die kunnen ontstaan bij het bunkeren, via de uitlaat of bij het ontluchten van tanks. Hierdoor blijft de totale reductie van broeikasgassen meestal beperkt tot vijf tot tien procent. Wel biedt fossiel LNG voordelen voor de lokale luchtkwaliteit: de brandstof bevat vrijwel geen zwavel of fijnstof. Afhankelijk van het motortype en de belasting kan de NOx-uitstoot tot tachtig procent lager liggen dan bij traditionele dieselmotoren.

Een derde alternatief is GTL, oftewel Gas-to-Liquid. Deze synthetische dieselbrandstof wordt uit aardgas geproduceerd via het Fischer-Tropschproces. Daarbij worden gasvormige koolwaterstoffen omgezet in vloeibare brandstofcomponenten. GTL is paraffinisch van aard, volledig zwavelvrij en geschikt voor gebruik in standaard dieselmotoren zonder technische aanpassingen. De verbranding verloopt schoon, met minder roetvorming en soms iets lagere NOx-emissies. Omdat GTL uit fossiele bronnen wordt gewonnen, draagt het echter niet bij aan structurele CO2-reductie. Het valt daarmee buiten de RED III-definitie van duurzame brandstoffen en is slechts beperkt toepasbaar binnen klimaatbeleid of verplichte bijmenging.

Milieu-impact en praktische overwegingen bij FAME-gebruik

FAME kan de uitstoot van broeikasgassen aanzienlijk verminderen, zeker wanneer de brandstof is geproduceerd uit hoogwaardige reststromen zoals used cooking oil (UCO) of niet-consumeerbaar dierlijk vet uit categorie 1 of 2. Bij een efficiënt productieproces en aantoonbare duurzaamheid via erkende certificeringen, voldoet de brandstof aan de strenge eisen uit RED III en ISO 14040. Daarmee sluit FAME aan bij de methodes voor levenscyclusanalyse en biedt het een serieuze CO2-reductie ten opzichte van fossiele diesel.

Het gebruik van FAME aan boord vereist echter gerichte aandacht voor operationele details en brandstofbeheer. Door de reinigende eigenschappen van de brandstof kunnen bij eerste gebruik oude afzettingen in tanks en leidingen loskomen. Deze resten kunnen filters verstoppen en storingen veroorzaken in het brandstofsysteem. Veel reders in de binnenvaart kiezen daarom voor een preventieve tankreiniging of nemen bij de start extra filters aan boord. Dit is vooral belangrijk bij mengsels boven B20.

Daarnaast is FAME gevoeliger voor microbiële besmetting. De brandstof trekt makkelijker water aan dan fossiele diesel. In een vochtige omgeving kunnen bacteriën en schimmels zich snel ontwikkelen, met als gevolg dieselpest. Daarbij ontstaat een slijmlaag op de overgang tussen water en brandstof, die kan leiden tot verstoppingen en schade aan het injectiesysteem. Preventieve maatregelen zijn belangrijk. Regelmatig aftappen van water uit de tankbodem, het gebruik van goede waterafscheiders en het toevoegen van biociden waar nodig kunnen deze problemen beperken.

Ook de koudebestendigheid verdient aandacht. FAME die is gemaakt van verzadigde vetten heeft vaak een relatief hoog Cold Filter Plugging Point (CFPP). Bij lage temperaturen kunnen daardoor kristallen ontstaan die de doorstroming belemmeren. Om storingen in de winter te voorkomen, is het verstandig om alleen blends te gebruiken met een gecertificeerd lage CFPP-waarde. Waar mogelijk helpt het ook om verwarmde dagtanks of verwarmingslinten op leidingen toe te passen.

Infrastructuur, marktacceptatie en beleidskaders voor FAME

Een belangrijk voordeel van FAME is dat de brandstof direct toepasbaar is binnen de bestaande bunkerinfrastructuur van de binnenvaart. Opslagtanks, leidingen en pompen aan wal hoeven niet te worden aangepast. Blends tot B30 kunnen zonder technische wijzigingen worden verwerkt via het gangbare dieseldistributienetwerk. Daarmee onderscheidt FAME zich duidelijk van alternatieve brandstoffen zoals LNG of methanol, die gespecialiseerde of cryogene bunkervoorzieningen vereisen.

Brandstofleveranciers zoals FincoEnergies en Oliehandel Terlouw leveren standaardmengsels zoals B15 en B30 via conventionele bunkerstations. Deze blends worden kort voor levering samengesteld en opgeslagen onder gecontroleerde omstandigheden om stabiliteit en brandstofkwaliteit te waarborgen. Daarbij wordt voldaan aan de eisen van norm EN 14214.

De praktische ervaring met FAME binnen de binnenvaart neemt snel toe. In 2024 voerden onder andere VT Group en Dekker Groep langdurige demonstratievaarten uit met B30 onder normale bedrijfsomstandigheden. De resultaten bevestigden dat hoogwaardige FAME-blends, mits zorgvuldig toegepast, geen structurele technische problemen veroorzaken. Wel blijft het belangrijk dat reders en scheepseigenaren basismaatregelen in acht nemen, zoals het bewaken van de tankhygiëne en het tijdig vervangen van brandstoffilters. Structurele aanpassingen aan boord zijn doorgaans niet nodig.

Ook beleidsmatig sluit het gebruik van FAME goed aan bij de Europese klimaatdoelen. De brandstof voldoet aan de duurzaamheidscriteria van de herziene Renewable Energy Directive (RED III) en kan worden meegeteld binnen nationale bijmengverplichtingen voor hernieuwbare energie in transport. Gecertificeerde FAME, bijvoorbeeld met een ISCC- of RSB-keurmerk, komt in aanmerking voor CO2-rapportages van verladers en opdrachtgevers. Daarnaast is FAME inzetbaar binnen bestaande beoordelingskaders zoals de Green Award en de CO2-Prestatieladder.

Om de inzet van FAME verder te stimuleren, kunnen aanvullende beleidsmaatregelen en fiscale prikkels effectief zijn. Denk aan accijnsverlaging, CO2-compensatieregelingen of beloningssystemen op basis van aantoonbare emissiereductie. Zulke instrumenten verlagen de drempel voor marktacceptatie zonder dat reders worden geconfronteerd met hoge investeringskosten.

FAME als transitiebrandstof richting 2030 en 2050

FAME biedt op korte termijn een praktisch toepasbare route om de CO2-uitstoot in de binnenvaart te verlagen. Doordat de brandstof inzetbaar is in bestaande dieselmotoren en zonder technische aanpassingen kan worden gebunkerd via de huidige infrastructuur, vormt FAME een laagdrempelige oplossing voor reders die willen voldoen aan de bindende reductieverplichtingen uit de herziene Renewable Energy Directive en Verordening (EU) 2023/2417. Zo kunnen aanzienlijke emissiereducties worden gerealiseerd zonder directe investeringen in nieuwe schepen of motorconfiguraties.

Op de middellange en lange termijn kent het gebruik van FAME echter duidelijke beperkingen. De beschikbaarheid van geschikte grondstoffen, zoals gebruikte plantaardige oliën en niet-consumeerbare dierlijke vetten, is beperkt. Naarmate ook andere sectoren zoals wegvervoer en luchtvaart vaker gebruikmaken van deze reststromen, zal de druk op de grondstoffenmarkt verder toenemen. Bovendien blijft FAME een verbrandingsbrandstof. Ondanks het biogene karakter leidt verbranding altijd tot CO2-emissies, ook wanneer deze in een levenscyclusanalyse als circulair worden beschouwd. In het licht van de Europese ambitie om uiteindelijk volledig emissievrij te varen, geldt FAME daarom niet als structurele eindoplossing. De verwachting is dat het gebruik na 2035 geleidelijk zal afnemen, in het voordeel van emissievrije alternatieven zoals e-methanol, waterstof of ammoniak.

Toch blijft FAME in de komende jaren een belangrijke schakel in de energietransitie van de binnenvaart. De brandstof maakt het mogelijk om al voor 2030 substantiële CO2-reducties te realiseren. Daarmee ontstaat beleidsruimte voor een geleidelijke invoering van structurele oplossingen. Zolang de brandstofkwaliteit wordt gewaarborgd en de toepassing zorgvuldig wordt beheerd, blijft FAME een strategisch waardevol instrument. Het helpt reders hun ecologische voetafdruk te verkleinen, biedt beleidsmakers ruimte om Europese klimaatdoelen te realiseren en stelt brandstofleveranciers in staat ervaring op te doen met duurzame distributie binnen bestaande logistieke ketens.

Veelgestelde vragen over FAME in de binnenvaart

FAME-blends tot en met B20 (20% methylesters) zijn in de meeste binnenvaartmotoren toepasbaar zonder technische aanpassingen, mits de motorfabrikant deze expliciet toestaat. Mengsels tot B7 vallen binnen de Europese dieselnorm EN 590. Hogere blends, zoals B20, vallen buiten deze standaard en vereisen een aparte goedkeuring, doorgaans op basis van EN 16709 of klantspecifieke specificaties. Verschillende fabrikanten hebben B20 goedgekeurd voor motoren vanaf ongeveer bouwjaar 1990. In dat geval zijn geen aanpassingen nodig aan injectiesystemen, brandstofpompen of tanks, waardoor de overstap relatief eenvoudig is.

Bij oudere motoren of installaties waarvan de materiaalconditie onbekend is, verdient het aanbeveling om rubberdelen vooraf te inspecteren. Pakkingen, slangen en keerringen van natuurrubber (NR) of nitrilrubber (NBR) kunnen bij langdurig contact met FAME gaan verouderen, uitzetten of uitharden. Dit verhoogt de kans op verstoppingen, lekkages of verminderde retourstromen en kan de betrouwbaarheid van het systeem aantasten.

Veel reders kiezen er bij toepassing van blends boven B20 dan ook voor om kwetsbare onderdelen preventief te vervangen. Daarbij worden materialen ingezet die bestand zijn tegen biodiesel, zoals fluorelastomeer (FKM/Viton) of PTFE. Voor het gebruik van B30 of hoger is het sterk aan te raden vooraf overleg te voeren met de motorleverancier. Dit is cruciaal voor het vastleggen van materiaalcompatibiliteit, technische documentatie en behoud van garantievoorwaarden. Bij toepassing van pure FAME (B100) of langdurig gebruik van hogere blends worden soms testvaarten uitgevoerd, waarbij kritieke onderdelen en retourleidingen actief worden gemonitord op lekkage, drukverschillen en temperatuurverloop.

FAME heeft een reinigende werking die bij eerste toepassing oude afzettingen in tanks, leidingen en filters kan losmaken. Daarom is het bij gebruik van blends vanaf B15 verstandig om de brandstoftank vooraf te reinigen of volledig leeg te varen. In de eerste weken na overstap verdienen brandstoffilters extra aandacht. Deze kunnen sneller vervuilen dan gebruikelijk, waardoor vervanging vaker nodig is. Veel reders nemen in deze opstartfase extra reservefilters mee aan boord, zeker bij wisselende belasting of toepassing van blends boven B20.

Naast filterbeheer is actief watermanagement cruciaal. FAME is hygroscopisch en neemt gemakkelijker water op dan fossiele diesel. Stilstand en hoge luchtvochtigheid vergroten het risico op microbiële vervuiling. Hierbij kunnen bacteriën en schimmels zich ontwikkelen op de overgang tussen brandstof en water, met als gevolg de vorming van een biofilm (dieselpest). Deze slijmlaag kan filters verstoppen en schade veroorzaken aan injectoren en brandstofpompen.

Om problemen te voorkomen, zijn preventieve maatregelen essentieel. Regelmatig aftappen van de tankbodem verwijdert condenswater en vermindert het risico op bacteriegroei. Fijnmazige waterafscheiders voor de hoofdfilters bieden extra bescherming. Bij verhoogd besmettingsrisico kan, in overleg met de motorleverancier, een geschikte biocide worden toegevoegd. Sommige reders laten injectoren en brandstofpompen tijdens de eerste honderd bedrijfsuren inspecteren om vroegtijdige afzettingen of vervuiling te detecteren.

Door deze voorzorgsmaatregelen toe te passen, blijft de installatie betrouwbaar functioneren en blijven prestaties en garantievoorwaarden behouden tijdens en na de overstap op FAME.

FAME heeft een beperkte houdbaarheid van ongeveer zes maanden, afhankelijk van de opslagcondities. Door de aanwezigheid van zuurstof in de molecuulstructuur is deze biobrandstof gevoelig voor oxidatieve veroudering. Bij langdurige opslag kunnen kwaliteitsproblemen ontstaan, zoals verkleuring, verzuring, gomvorming en slibafzetting. Deze processen verhogen het risico op verstoppingen in filters, leidingen en injectoren. Volgens de Europese brandstofnorm EN 14214 moet FAME binnen deze termijn worden verbruikt of tijdig worden ververst om technische problemen te voorkomen.

Voor binnenvaartschepen is het raadzaam FAME uitsluitend in te slaan voor kortdurend gebruik of te werken met vers geleverde batches. Bij seizoensgebonden stilstand, bijvoorbeeld tijdens winterstilligging, is het verstandig om de resterende brandstof grotendeels op te varen of te verdunnen met fossiele diesel. Indien toegestaan door de brandstofleverancier, kan een antioxidant worden toegevoegd om de opslagstabiliteit te verlengen.

Ook het vullen van de tank tot het maximum helpt om het contact met zuurstof te beperken, waardoor oxidatie wordt geremd. Vermijd daarnaast directe blootstelling aan zonlicht en hoge temperaturen. Door deze beheersmaatregelen consistent toe te passen, blijft de brandstofkwaliteit behouden tijdens opslag aan boord en wordt het risico op systeemvervuiling aanzienlijk verkleind.

FAME kan ook in de winter veilig worden toegepast, mits wordt gekozen voor blends met voldoende koudebestendigheid. Biobrandstoffen die zijn geproduceerd uit sterk verzadigde vetten, zoals dierlijk vet of palmolie, hebben van nature een hoger Cold Filter Plugging Point (CFPP). Bij lage temperaturen kunnen zich in deze brandstoffen kristallen of vlokken vormen die de doorstroming belemmeren, met verstopte filters of stilvallende motoren als gevolg.

Om deze risico’s te beperken leveren brandstofleveranciers speciaal geformuleerde wintergeschikte blends tot B30. Deze mengsels bevatten aangepaste vetzuurprofielen en koudestabilisatoren, en voldoen aan de eisen van EN 590. Ze zijn geschikt voor gebruik tot temperaturen van circa –20 °C. Bij de inkoop is het belangrijk om te controleren of het daadwerkelijke CFPP-niveau aantoonbaar is vastgelegd, omdat de koudestabiliteit per batch kan verschillen.

Aan boord kan de koudebestendigheid verder worden verhoogd met verwarmde dagtanks, elektrische tracing op leidingen en het plaatsen van brandstoffilters in verwarmde compartimenten. In uitzonderlijke gevallen kan het nodig zijn om tijdelijk over te schakelen op een lager blendpercentage of gecertificeerde winterdiesel.

Tijdens vorstperioden is het aan te raden filters regelmatig te controleren op tekenen van vlokvorming en een ruime voorraad reservefilters aan boord te houden. Vooral bij koude starts of na langdurige stilstand is extra aandacht voor de brandstoftoevoer cruciaal om de bedrijfszekerheid te waarborgen.

FAME-blends zoals B15 en B30 zijn in Nederland breed verkrijgbaar via conventionele bunkerstations. Leveranciers als FincoEnergies, Oliehandel Terlouw en GoodFuels bieden standaardmengsels aan die doorgaans zijn voorzien van een erkend duurzaamheidscertificaat, conform internationale standaarden zoals ISCC of RSB. Omdat de distributie plaatsvindt via de bestaande dieselinfrastructuur, zijn er geen technische aanpassingen nodig aan opslagtanks, leidingsystemen of pompen. Ook in Duitsland, België en Frankrijk groeit het aanbod, mede door de stapsgewijze invoering van de herziene Renewable Energy Directive.

In vergelijking met fossiele diesel ligt de prijs van FAME doorgaans iets hoger, maar nog altijd ruim onder die van synthetische alternatieven zoals HVO. De meerprijs bedraagt vaak minder dan tien cent per liter en is afhankelijk van factoren zoals de gebruikte grondstof, bijvoorbeeld gebruikte frituurolie of niet-consumeerbaar dierlijk vet, en de actuele marktsituatie. Voor gecertificeerde blends uit reststromen zijn bovendien fiscale voordelen beschikbaar, waaronder accijnsverlaging en toegang tot CO2-compensatieregelingen.

Binnen kaders zoals de CO2-Prestatieladder en Green Award vormt gecertificeerde FAME een kostenefficiënte oplossing. Het stelt reders en scheepseigenaren in staat hun emissies aantoonbaar te reduceren, zonder ingrijpende investeringen in retrofit of motorvervanging. Daarmee biedt FAME een praktische route richting verduurzaming binnen de bestaande technische en logistieke randvoorwaarden van de binnenvaart.

Binnen de toegestane blendgrenzen blijft de fabrieksgarantie in de meeste gevallen volledig behouden. De meeste motorfabrikanten erkennen B7 als standaardbrandstof op basis van de Europese dieselnorm EN 590. Sommige merken staan bovendien het gebruik van B20 toe voor motoren die vanaf 1990 zijn gebouwd, mits dit expliciet is vastgelegd in de productspecificaties of handleiding.

Voor blends met een hoger aandeel biocomponent, zoals B30 of B100, is vooraf schriftelijke goedkeuring van de fabrikant vereist. Afhankelijk van het motortype kunnen aanvullende voorwaarden gelden, zoals het uitvoeren van testprocedures of monitoring tijdens de eerste bedrijfsuren. De goedkeuring blijft alleen geldig als de brandstof voldoet aan de eisen van EN 14214 en correct wordt toegepast binnen de gespecificeerde toleranties.

Het is verstandig om vooraf na te gaan of bepaalde componenten gevoelig zijn voor FAME. In sommige gevallen moeten slangen, pakkingen of keerringen preventief worden vervangen, vooral als deze zijn gemaakt van natuurrubber of andere materialen die niet bestand zijn tegen biodiesel.

Wat betreft emissiecertificering geldt dat de officiële typegoedkeuring is gekoppeld aan fossiele diesel als referentiebrandstof. In de praktijk accepteren veel fabrikanten het gebruik van FAME, zolang de motor blijft voldoen aan de geldende emissiegrenzen. Dit geldt onder meer voor motoren met een Stage V-certificering op basis van Richtlijn 2016/1628/EU of motoren met een CCR2-verklaring. Bij toepassing van alternatieve brandstoffen zoals FAME kan soms een aanvullende verklaring van de fabrikant nodig zijn, of zelfs een gedeeltelijke herkeuring, afhankelijk van de exacte blend en de invloed op het emissiegedrag.

Het is daarom van belang dat de motor altijd werkt binnen de door de fabrikant gespecificeerde brandstofkarakteristieken. Alleen dan blijft de technische documentatie sluitend en kan de naleving van emissienormen aantoonbaar worden gegarandeerd, ook tijdens inspecties of audits.

FAME die is geproduceerd uit reststromen zoals gebruikte frituurolie of dierlijk vet kan tussen de 80 en 90 procent CO2-reductie opleveren ten opzichte van fossiele diesel. Deze besparing betreft de volledige well-to-wheel-uitstoot en is onderbouwd met een levenscyclusanalyse volgens ISO-norm 14040. De exacte reductiewaarde hangt sterk af van de gebruikte grondstof en van de onderliggende data binnen de toegepaste LCA-methodologie.

Binnen het kader van de herziene Europese richtlijn RED III wordt deze reductie erkend als duurzaam. De maximale besparing is haalbaar bij gebruik van pure B100 op basis van gecertificeerde reststromen. Bij lagere blendpercentages neemt de CO2-reductie evenredig af. Zo ligt de besparing bij B20 rond de vijftien procent, en bij B30 tussen de twintig en vijfentwintig procent, afhankelijk van de herkomst van de grondstoffen en de efficiëntie van de productieketen.

FAME draagt daarnaast bij aan de verlaging van lokale emissies zoals fijnstof, koolmonoxide en onverbrande koolwaterstoffen. In oudere motoren kan de uitstoot van stikstofoxiden echter licht toenemen, met een stijging tot ongeveer tien procent bij toepassing van pure FAME.

In moderne motoren met een Stage V-certificering en nabehandelingssystemen zoals SCR-katalysatoren en roetfilters wordt dit effect vrijwel volledig geneutraliseerd. Gecertificeerde FAME, bijvoorbeeld met een ISCC- of RSB-label, komt bovendien in aanmerking voor rapportage binnen emissiereductiesystemen zoals de CO2-Prestatieladder en de Green Award.